Geschiedenis Den Briel

(Zoals het is verteld op Wikipedia)
 
De Inname van Den Briel (Brielle) was een overwinning van de watergeuzen op de Spanjaarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog, die plaatsvond op 1 april 1572 en waarbij Brielle werd veroverd door de watergeuzen
Oorzaak
De Geuzen, die sinds de komst van Alva, de zee op waren gegaan, verbleven met enkele schepen in de haven van Londen, waar zij eten konden krijgen en/of handelen, tot koningin Elizabeth hen in het voorjaar van 1572 beval te vertrekken.
Door de wind kwam de geuzenvloot voor de Hollandse kust terecht, bij het plaatsje Den Briel. Het Spaanse garnizoen dat er normaal verbleef, was op dat moment afwezig en er was slechts een kleine groep Spaanse soldaten overgebleven. Een veerman zag de geuzenvloot en roeide naar de schepen toe. Op de vraag van de geuzen of er veel Spanjaarden in het stadje waren, antwoordde deze dat men ze makkelijk aan zou kunnen.
De inname
De geuzenleiders besloten op 1 april de stad aan te vallen en op te eisen voor de gevluchte prins Willem van Oranje. Burgemeester Koekebakker en het stadsbestuur weigerde eerst, omdat de geuzen berucht waren om hun plunderingen en andere wandaden. Daarop bestormden de geuzen de poort en braken deze open. Ze rekenden snel af met de Spanjaarden en kregen de stad in handen. Zo werd Den Briel de eerste stad waar de opstandelingen de dienst uitmaakten
Hier is ook het lied van Koppelstock de Veerman over geschreven, populair op cantussen bij vrijzinnige studenten. De veerman van de stad, Jan Pieterszoon Koppelstock, brengt Lumey op de hoogte van het feit dat de Spanjaarden de stad net verlaten hebben en deze dus voor het grijpen ligt.
De gevolgen
Alva hoorde hiervan, maar hij vond het niet noemenswaardig Den Briel verloren te hebben. De opstand zou zich echter spoedig uitbreiden over deNederlanden, waarmee bleek dat hij de betekenis inname zwaar onderschat had. Men zegt ook wel eens: Op 1 april verloor Alva zijn Bril (Den Briel).
 
 
Watergeuzen
 
Het woord geus is afgeleid van het Franse gueux. Dat woord betekent armoedzaaier of schooier, maar het kreeg een positieve betekenis voor al wie in die tijden niet Spaansgezind was. De oorsprong van de benaming 'geus' ligt bij een uitspraak van Karel van BerlaymontCe ne sont que des gueux(vertaling: Het zijn slechts bedelaars). Hij wilde daarmee aan de landvoogdes Margaretha van Parma duidelijk maken dat zij zich niet hoefde in te laten met de in het Eedverbond der Edelen verenigde aristocratie, die onder leiding van Hendrik van Brederode haar op 5 april 1566 een smeekschrift aanbood. De tegenstanders van de Spanjaarden, in het begin voornamelijk calvinisten, namen het scheldwoord over en veranderden het daarmee van een pejoratieve in een positieve benaming. Nog altijd wordt de term geuzennaam op die manier gebruikt.
De geuzen waren van afkomst zeer gemengd. De geuzenvloot bestond vooral uit verarmde adel die verbeurd verklaarde bezittingen terug wilde (zoals Arent VII van Duivenvoorde) met daarbij avonturiers, werkloze zeelui en marginale elementen, zelfs gewone misdadigers. De geuzenvloot was in de periode 1567 - 1572 het enige werkelijk effectieve machtsmiddel dat prins Willem van Oranjetegen de Spaanse koning kon inbrengen. Vooral in 1572 bleek de grote betekenis van deze geuzenvloot.


 

 
 
Willem van Oranje
 
Willem (Slot Dillenburg24 april 1533 — Delft10 juli 1584), prins van Oranje, graaf van NassauKatzenelnbogenVianden en Diez, bekend als Willem van Oranje of onder zijn bijnaam Willem de Zwijger, en in Nederland vaak Vader des Vaderlands genoemd, was aanvankelijk stadhouder voor dekoning van Spanje doch later de initiator, opstandelingenleider van de Opstand tegen de landsheer van de Spaanse NederlandenFilips II.
De Tachtigjarige Oorlog had als eindresultaat dat de Noordelijke Nederlanden zich in 1648 als onafhankelijke staat afscheidden van de Zuidelijke Nederlanden, die onder Spaanse soevereiniteit bleven. In de kronieken, brieven en documenten van de 16e eeuw wordt soms gesproken over de Opstand. Ook in de hedendaagse literatuur wordt het begin van de Tachtigjarige Oorlog veelal weer aangeduid met de Opstand of de Nederlandse Opstand.
De lijfspreuk van de prins was Je maintiendrai (Ik zal handhaven). Aan het eind van zijn leven breidde de prins deze uit: Je maintiendrai l'honneur, la foy, la loi de Dieu, du Roy, de mes amis et moy (Ik zal de eer, het geloof en de wet van God, van de koning, van mijn vrienden en mij handhaven).
Willem van Oranje trouwde 4x. Zijn derde vrouw, was Charlotte de Bourbon. Charlotte de Bourbon en Willem van Oranje trouwden te Den Briel op12 juni 1575. Uit dit huwelijk werden zes dochters geboren
 


Alva
Don Fernando Álvarez de Toledo (Piedrahíta in Ávila29 oktober 1507 – Lissabon11 of 12 december 1582), derde hertog van Alva, was een Spaansgeneraal en landvoogd van de Nederlanden aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Zijn bewind leidde tot een verheviging van de opstand in de Nederlanden en uiteindelijk tot het ontstaan van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden. In de Nederlanden was hij bijgenaamd de IJzeren Hertogen in Spanje de Grote Hertog.
Landvoogd der Nederlanden
1567
In 1566 werd Alva door Filips II vanuit Italië naar de Nederlanden gestuurd met een leger van 10 000 man en onbeperkte bevoegdheid om orde op zaken te stellen. Hij kwam daar in mei 1567 aan. Directe aanleiding voor de benoeming van Alva was de Beeldenstorm.
Volgens een anekdote had Alva tegen Filips II gezegd dat hij maximaal zes maanden nodig zou hebben om de opstand neer te slaan en dat er "enkel wat koppen moesten rollen".
Fernando Álvarez de Toledo, door Anthonie Mor
Aanvankelijk was Alva alleen aangesteld als 'probleemoplosser', maar de zittende landvoogdes Margaretha van Parma was zo ontzet door zijn hardhandige optreden, dat zij in september aftrad en terugkeerde naar Italië. Alva volgde haar toen op als landvoogd.Vrijwel direct na zijn aankomst in Brussel richtte Alva de Raad van Beroerten (=onlusten) op, die in de volksmond al snel bekend stond als "de bloedraad". De Raad van Beroerten was met een staf van 170 man (in 1569) naar de maatstaven van die tijd erg efficiënt. Tijdens de vijf jaar van Alva's bewind werden zo'n 8950 personen uit alle lagen van de bevolking ondervraagd en veroordeeld wegens verraad, ketterij of beide; verbeurdverklaring van goederen bij vermogende veroordeelden kwam veel voor. In totaal werden er meer dan 1000 personen terechtgesteld. Zijn komst deed veel edelen als Willem van Oranje op de vlucht slaan naar Duitsland of Engeland. Anderen, zoals graaf Lamoraal van Egmont, bleven om hun diensten aan de nieuwe landvoogd ter beschikking te stellen. Deze achterblijvers werden echter bijna allemaal gevangengenomen op verdenking van verraad.


 
 
 
De tiende penning
Tiende Penning van Alva
De Tiende Penning was een beruchte belastingmaatregel ingevoerd door Fernando Álvarez de Toledo, de hertog van Alva, in 1569. De belasting leidde tot grote woede in de Nederlanden en kan als een belangrijk element gezien worden voor de Nederlandse Opstand, die later de Tachtigjarige Oorlog zou heten.
Na zijn aankomst in de Nederlanden voerde Alva drie belastingen in:
  1. De Honderdste Penning: Een eenmalige belasting van 1% op alle bezittingen van roerende en onroerende aard;
  2. De Twintigste Penning: Een omzetbelasting van 5% op de verkoopprijs van onroerende goederen (huizen, landgoederen, enz.), geïnspireerd door een soortgelijke belasting die was ingevoerd door de Romeinse keizer Augustus;
  3. De Tiende Penning: Een omzetbelasting van 10% op de verkoop van roerende goederen (eten en drinken, kleding enz.), identiek aan de in de Spaanse landen gebruikelijke Alcabala-belasting.
Vooral tegen de Tiende Penning van Alva rees veel verzet. In de Nederlanden was het bovendien een verworvenheid dat de landsheer slechts een nieuwe belasting hief via een bede of verzoek. Alva negeerde de instellingen en gebood zijn hervorming voor de gehele Nederlanden. Bovendien dreigden de Nederlanden als handelsnatie door de Tiende Penning in zijn concurrentiepositie te worden aangetast. Hierdoor dreigde Alva de bevolking niet alleen zwaarder te belasten, maar ook in zijn competitiviteit te treffen.
In werkelijkheid is de Tiende Penning van Alva nooit geheven, maar werd gedurende twee jaar afgekocht voor een bedrag van 2 miljoen gulden.
 
 
 

 
Jan Koppelstock
Jan Koppelstock was een veerman die werkzaam was bij Brielle.
In 1572 wilden de watergeuzen slag leveren met de Spaanse vloot, maar daar er geen schepen waren besloten ze een stad in te nemen, voornamelijk met het doel om deze te plunderen.
Naar verluidt zou Koppelstock in 1572 aan een van de aanvoerders der Watergeuzen, Willem Bloys van Treslong, hebben meegedeeld dat er zich in Brielle geen Spaans garnizoen bevond. Daarop werd Koppelstock gevraagd om aan de burgemeester te verzoeken de stad over te geven. Hij beweerde dat er 5000 geuzen voor de stad lagen, maar het waren er veel minder. Deze weigerde, waarop de opperbevelhebber der geuzen,Lumey, de stad voor zich opeiste en de Noordpoort belegerde. Een aantal mensen kon langs de Zuidpoort wegvluchten, maar toen het ultimatum verstreken was, werd uiteindelijk ook de Zuidpoort bestormd. De stad werd geplunderd en er werden diverse wreedheden begaan, waaronder de moord op de martelaren van Gorcum. Door de inname, die geschiedde tegen de wil van Willem van Oranje in, verloor Alva aan prestige en werd de aanzet gegeven tot de verovering van nog meer steden op de Spanjaarden.
 

Willem II van der Marck Lumey
 
Willem II van der Marck (Lummen1542 - begraven Edingen1 mei 1578), heer van Lumey (toenmalig Frans voor Lummen), Seraing, Borsset en Minderlecht, erfvoogd van Franchimont en vorst van het Heilige Roomse Rijk. Lumey stond bekend als een berucht geuzenleider[1]. Lumey stamt uit hethuis Van der Marck (De la Marck), een adellijke familie die naast prins-bisschoppen ook beruchte personen heeft voortgebracht, zoals Willems gelijknamige overgrootvader Willem van der Marck. Lumey was een zoon van Jan van der Marck en Margaretha van Wassenaar (dochter van Jan van Wassenaar, burggraaf van Leiden) en een volle neef van Hendrik van Brederode. Zijn overgrootvader van moederszijde was Manke Jan van Egmont.
 
 
De inname van Brielle - gravure door Frans Hogenberg (1535-1590)
Den Briel
In 1571 werd Lumey opperbevelhebber van de vloot der watergeuzen. Begin 1572 vertrok Lumey, met 25 schepen en ongeveer 1200 man (waaronder Willem Bloys van Treslong, Jacob Blommaert en Lenaert Jansz de Graeff), van de Engelse kust nadat de Engelse koningin Elisabeth I genoeg kreeg van de piratenacties van de Geuzen en deze het land uitstuurde. Zwervend over de Noordzee, zonder haven waar ze konden landen, kwamen ze door een storm per toeval in de Maasmond terecht. Toen de plaatselijke veerman Jan Koppelstock de vloot zag liggen nam hij contact op met de admiraal en vroeg of hij het vlakbij gelegen Den Briel kwam bevrijden. Dit was eigenlijk niet de bedoeling, maar toen bleek dat er geen Spaansgarnizoen gelegerd was en er ook in de buurt geen troepen waren, besloot Lumey de stap te wagen. Hij ontscheepte zijn bemanning, en bevrijdde op 1 april 1572 Den Briel. Hier komt het spreekwoord vandaan: op 1 april verliest Alva zijn bril, waarbij bril een verbastering is van Den Briel.
 



Willem Bloys van Treslong
 
 
Willem Bloys van Treslong
Willem Bloys van Treslong (Den Briel1529 - nabij Leiden17 juli 1594) was een edelman uit de Zuidelijke Nederlanden. Hij werd vooral bekend als een van de aanvoerders van de watergeuzen die op 1 april 1572 Den Briel innamen.
De familie Bloys van Treslong bezat heerlijkheden in VlaanderenHenegouwen en Holland. De vader van Willem Bloys van Treslong was baljuw van Voorne.
In 1558 komt Willem Bloys van Treslong voor op de loonlijst van de Spaanse vloot, maar een decennium later schaart hij zich achter de hoge edelen die weigeren de eed van trouw aan landvoogdes Margaretha van Parma te ondertekenen. Zo is Bloys van Treslong een van de ondertekenaars van het Smeekschrift (1567) en lid van het Eedverbond der Edelen. In 1568 vecht hij mee in de slag bij Heiligerlee, nadat de hertog van Alva Jan Bloys van Treslong, de broer van Willem, heeft laten terechtstellen.
Willem van Oranje verschaft Bloys van Treslong een kaperscommissie waarna deze aanvankelijk twee schepen uitrust, elk met zo'n 25 bemanningsleden. In 1571 plundert Bloys van Treslongs' luitenant Cornelis Roobol Schellingwoude en in datzelfde jaar sluit Bloys van Treslong zich met zeven schepen aan bij de watergeuzen.
Begin maart 1572 raakt Bloys van Treslong met zijn vloot vastgevroren bij Wieringen en worden zij belaagd door vier Spaanse compagnieën. Nadat de watergeuzen enkele boerderijen in de omgeving hebben geplunderd weten Bloys van Treslong en zijn manschappen slechts met de grootste moeite te ontsnappen aan de Wieringers en de Spaanse soldaten. Bloys van Treslong verloor hierbij zijn zwaard, dat tot op de dag van vandaag in de Michaëlskerk in Oosterland hangt.
Na deze benauwde ontsnapping vaart Bloys van Treslong zuidwaarts en sluit zich aan bij admiraal Lumey en andere watergeuzen. De geuzenvloot wil slag leveren met de Spaanse vloot, maar die is in geen velden of wegen te bekennen. Lumey en Bloys van Treslong besluiten vervolgens dat er dan maar een stad moet worden ingenomen. De wind drijft de geuzenvloot eind maart 1572 in de richting van Den Briel, waar de Brielse veermanKoppelstock de watergeuzen meedeelt dat Den Briel niet beschermd wordt door een Spaans garnizoen. Bloys van Treslong geeft Koppelstock zijn zegelring mee, hopende als Briellenaar zo de burgemeester van Den Briel over te halen de stad over te geven aan de watergeuzen. De opzet mislukt. Burgemeester Koekebakker weigert en de geuzen zetten op 1 april 1572 de aanval in. Na een korte schermutseling nemen ze de stad in, waarna de huizen van de katholieke inwoners worden geplunderd. Bloys van Treslong weet Lumey te overtuigen Den Briel te behouden voor de prins. Den Briel werd zo de eerste bevrijde stad in de Nederlanden. Nog in 1572 weet Bloys van Treslong Veere, Steenbergen en Vlissingen te veroveren.
In 1573 wordt Bloys van Treslong benoemd tot Admiraal van Holland, gevolgd door de benoeming tot Admiraal van Zeeland in 1576. Na een conflict over de te volgen strategie voor het ontzet van Antwerpen raakt hij in 1585 uit de gratie en belandt zelfs in het gevang, vermoedelijk op slot 's Gravensteijn. Zijn laatste jaren brengt hij in relatieve rust door als baljuw van Voorne en groot-valkenier van Holland.
Willem Bloys van Treslong was getrouwd met Adriana van Egmond (ca. 1540-1587) en een vrouw genaamd Wilhelmina Kaarl. Bij Adriana van Egmond kreeg hij een zoon, Jasper.
Bij de Nederlandse marine voer er 1982 en 2003 een schip vernoemd naar Van Treslong, Hr. Ms. Bloys van Treslong.
 
 
 Simon de Rijck
Nog een watergeus
 
Simon de Rijck (1565 - 1652) koopman en lid van de firma Simon de Rijck, Pieter Hasselaer en Hendrik Hooft, maakt tussen 1627 en 1652 deel uit van de Amsterdamse vroedschap. Zijn vader, de graankoper Jacob Simonsz de Rijkck(1541/2 - 1584), is in 1566 om het geloof uitgeweken naar Danzig, vanwaar hij een schip uitrust. Als kapitein bij de watergeuzen neemt hij in 1572 deel aan de verovering van Den Briel en daarna is hij actief in strijd tegen de Spanjaarden in Zeeland. In 1580 voert hij het bevel over een afdeling soldaten in dienst van de stad Gent. Hij trouwt met Griet Claesdr Hooft. Hun zoon Simon is familie van P.C. Hooft. 
 
Tachtigjarige Oorlog
De Tachtigjarige Oorlog (in de modernere geschiedschrijving ook wel De Opstand of de Nederlandse Opstand genoemd) is de naam voor een opstand en strijd in de Nederlanden (1568-1648, met het Twaalfjarig Bestand in de jaren 1609-1621).
Deze oorlog begon als opstand van een van de rijkste gebieden van Europa, de Nederlanden, tegen het machtigste rijk in Europa, het Spaanse Rijkonder Filips II. Aanvankelijk trokken de uit zeventien gewesten bestaande Lage Landen min of meer gezamenlijk op, om een combinatie van religieuze, bestuursrechtelijke en fiscale redenen.